Onderzoek naar de effecten van diepe bodemdaling: vragen naar de bekende weg?

Onlangs verscheen het adviesrapport van TNO en TU Delft over de diepe bodemdaling en -stijging. Het onderzoek was aangevraagd door IMG en had als vraag: kan de diepe bodemdaling en -stijging schade tot gevolg hebben voor gebouwen? De aanleiding waren de vele schademeldingen in twee randgebieden van het Groninger gasveld (binnen 6 km afstand van de contouren van het Groningenveld): de zuidkant van de gasopslag Norg en in het zuidoosten van het Groningenveld. Ondanks dat in dat gebied het bewijsvermoeden van toepassing is, beweerden veel schade-experts dat veel van de gemelde schade niet het gevolg kon zijn van de mijnbouw. De redenering was dat er in deze gebieden nauwelijks iets te merken valt van de aardbevingen en dat ook de diepe bodemdaling onder het Groningenveld de schade niet kon veroorzaken.

De diepe bodemdaling ontstaat doordat de steenlaag waarin het gas zit, langzaam in elkaar wordt gedrukt doordat de tegendruk van het gas wat er in zat, steeds kleiner wordt naarmate er meer gas wordt gewonnen. Dat proces speelt zich 3 km onder het maaiveld af en volgens de schade-experts kan dat geen schade aan gebouwen opleveren. Hierop besloot IMG te laten onderzoeken of het klopt dat diepe bodemdaling geen schade kan veroorzaken. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek stopte IMG met het beoordelen en vergoeden van schademeldingen in de genoemde twee gebieden.

Het IMG wees de onderzoekers erop dat er ook indirecte effecten op konden treden als gevolg van de bodemdaling. Zo kunnen er door de bodemdaling veranderingen optreden in het waterpeil en de algehele waterhuishouding onder de grond. Deze veranderingen kunnen direct optreden maar ook indirect door het ingrijpen van de waterschappen, bijvoorbeeld om het waterpeil van het grondwater omlaag te brengen. Dat is nodig want als er niets gebeurt zal door de bodemdaling het waterpeil gaan stijgen. Het beheren van het waterpeil is een complexe zaak. Zo zijn er verschillen in grondsoorten en afwatering en is land op veel plekken verdeeld in polders. Ook verstoring van de richting van de afwatering kan een rol spelen. Voor de noodzakelijke verlaging van het grondwaterpeil hebben de waterschappen in het verleden nieuwe gemalen bij moeten bouwen en zijn her en der de waterstromen radicaal gewijzigd. Al deze ingrepen zijn door de NAM gefinancierd omdat de noodzaak hiervan een gevolg was van de gaswinning. De NAM stortte geld in een fonds dat beheerd wordt door de Commissie Bodemdaling en deze commissie bepaalt waar het geld aan uitgegeven mag worden. Het bestuur van de commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de NAM en van het Rijk en of de Provincie.

De onderzoekers van TNO en de TU Delft stelden dat zij geen verstand hadden van de indirecte effecten van de bodemdaling op de waterhuishouding in de ondiepe ondergrond. Dit leidde ertoe dat het onderzoek werd beperkt tot de vraag: kan diepe bodemdaling op zichzelf schade veroorzaken aan gebouwen, dus zonder de indirecte effecten mee te tellen?

De GBB stelt – en het IMG erkent dit ook – dat de conclusies van het onderzoek van TNO en TU Delft geen afdoende antwoord geven op de vraag of er verband kan zijn tussen de bodemdaling en schade aan gebouwen. IMG zal daarom nog een ander onderzoek uitzetten naar de vraag of er indirecte effecten zijn van de bodemdaling die schade aan gebouwen kunnen veroorzaken, zoals de effecten op de waterhuishouding.
Overigens concludeerden de onderzoekers van TNO en de TU Delft dat de bodemdaling sec geen schade op kon leveren aan huizen. De beweging die de bodem aan de oppervlakte maakt, door de compactie van de steenlaag 3 km onder het maaiveld, is te klein om huizen zo onder spanning te zetten dat er scheuren of andere schade optreedt.

In een gesprek van het GBB bestuur met het IMG op 12 maart j.l. heeft het GBB bestuur kritisch gereageerd op de hele gang van zaken. De volgende punten heeft de GBB in dit gesprek benoemd:

  1. De GBB acht het niet correct om staand beleid al op voorhand te veranderen, in afwachting van de uitkomst van toekomstig onderzoek. In het verleden werden schademeldingen uit de twee gebieden wel gehonoreerd en er is pas reden om dit te veranderen indien uit onderzoek is gebleken dat er geen sprake kan zijn van schade door mijnbouw.
  2. Het onderzoek is erop gericht mijnbouw als oorzaak uit te kunnen sluiten. Als dit de uiteindelijke conclusie is, zal IMG er toe overgaan schademeldingen in dit gebied in de toekomst op voorhand niet te accepteren. Deze benadering staat haaks op de toepassing van het bewijsvermoeden, op de wijze waarop IMG dit in haar werkwijze heeft vorm gegeven. In het beleid van het IMG geldt het bewijsvermoeden zolang er geen evidente andere oorzaak van de schade wordt aangetoond, dan wel aannemelijk wordt gemaakt. IMG heeft in februari 2019 zelf het gebied aangewezen waar het bewijsvermoeden volgens haar van toepassing is. De twee genoemde gebieden vallen daaronder. Het onderzoek was niet gericht op het zoeken naar dergelijke andere oorzaken maar op het uitsluiten van schade door mijnbouw. We kunnen zelfs stellen dat – in het licht van de huidige werkwijze van het IMG – de uitkomst van dit onderzoek en het nog komende onderzoek er niet toe doet, zolang er geen andere evidente oorzaak van de vele schadegevallen is aangetoond.
  3. Tegen deze achtergrond beoordeelt de GBB de opdracht van het onderzoek van TNO en TU Delft als inconsistent met de huidige werkwijze van IMG. Consistent met de huidige werkwijze van het IMG was een onderzoek geweest die er op was gericht andere mogelijke oorzaken van de vele schadegevallen in deze gebieden te vinden. In dit verband kunnen we de opdracht tot het onderzoek bij TNO en TU Delft als tendentieus beschouwen.
  4. De GBB heeft IMG er verder op gewezen dat er een aantal vragen leeft in het gaswinningsgebied die al jaren onderzoek behoeven maar die de instanties steeds laten liggen. Een aantal van deze vragen:
    – Op welke wijze kunnen aardbevingen schade berokkenen aan fundamenten?
    – Wat is het cumulatieve effect van vele bevingen op huizen?
    – Welke huizen lopen meer kans op (grotere) schade door bevingen? Huizen met een zwakke of geen fundering, boerenschuren, asbestdaken, huizen met scheefstand?
    Gericht onderzoek naar deze zaken wordt door de instanties angstvallig vermeden omdat zij de omvang van de aansprakelijkheid van NAM en Rijk wel eens zouden kunnen vergroten.

Tot slot: IMG stelt haar eigen werkwijze vast en is in die zin onafhankelijk. Niettemin, bewoners in de wacht zetten, vooruitlopend op een onderzoek waarvan de uitkomst  nog onbekend is, plus dat nog onzeker is wat IMG met de uitkomst doet, vinden we vreemd. Het wekt de indruk dat IMG al zeker is van de uitkomst, of naar een legitimatie zoekt om de genoemde schadegevallen niet te vergoeden.